In de pers verschenen artikels met vragen waarom juist op Terschelling zoveel hulpbehoevende huilers werden gevonden. En rapen ze daar soms alle huilers, ook niet de niet hulpbehoevende zeehonden?
Graag willen wij dit uitleggen om misverstanden te voorkomen.
Allereerst zitten de meeste van de geschatte 13.000 zeehonden in de Nederlandse Waddenzee tussen Vlieland en Terschelling. Als er dan een Wester storm de normaal droge zandplaten onderspoelen, dan is het niet vreemd dat dan de meeste huilers op de Noordvaarder, de westpunt van Terschelling, te vinden zijn. Ook dan is er nog niets loos, want de Noordvaarder is een prachtig rustig en tamelijk geïsoleerd natuurgebied, waar nauwelijks een toerist komt.
Maar als de wind hard blijft en uit het westen komt dan spoelen de jonge huilers wel op het drukste delen van Terschelling, namelijk de dijk rond de kom op West-Terschelling en de strandovergang bij Paal 8. Dan komen de moeders daar niet zogen en vermageren ze snel.
Op Terschelling zorgen wij al meer dan 45 jaar voor zeehonden en weten heus wel wanneer wel en wanneer geen hulp nodig is. Maar als een vermagerde huilers gepikt wordt door de meeuwen en zichtbaar verwond is, dan laten wij de natuur niet de natuur, maar grijpen in. Zie bijgevoegde fotos van afgelopen dagen. Noemenswaardig is ook dat de Nederlandse wet (het protocol voor zeehonden) voorschrijft dat een grijze zeehond tenminste 35 kg moet zijn alvorens het mag worden vrijgelaten. Er zijn stromingen in Nederland die menen dat dit wel bij 20 kg kan, maar Terschelling houdt zich liever aan de wet.