Postmortaal onderzoek van bruinvissen en andere gestrande zeezoogdieren, vindt sinds december 2008 plaats bij de Afdeling Pathologie van de Faculteit Diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en is tot stand gekomen als gevolg van het ‘Agreement on the Conservation of Small Cetaceans of the Baltic and North Seas (ASCOBANS)’, dat sinds 1991 van kracht is.
In dit jaarrapport worden de resultaten gepresenteerd van pathologisch onderzoek aan gestrande
bruinvissen in 2020. Een van de hoofddoelen van het onderzoek is het kwantificeren van sterfte van
bruinvissen door menselijk toedoen. In 2020 zijn 49 dode bruinvissen onderzocht: 27 mannelijke en
22 vrouwelijke, 28 volwassen, 9 juveniel en 12 neonaat. Er werden daarnaast 3 foetussen gevonden. De
meeste van de onderzochte bruinvissen waren gestorven door infectieziekten (37%) en grijze zeehondaanvallen (20,4%). Trauma van andere oorsprong was de meest waarschijnlijke doodsoorzaak van
6 bruinvissen (12,2%) en bijvangst van één bruinvis (2%).
Het rapport over het jaar 2020 staat nu online op de website: https://www.uu.nl/…/het-onderzoek/onderzoeksverslagen